De groei van de begraafplaats van 1714 tot 1914. Afgebeeld is steeds het gebied tussen de Diemer Zeedijk (boven) en de dijk langs de ringvaart van de Watergraafsmeer (onder), met rechts het Nieuwe Diep. In dunne lijntjes is de oorspronkelijke verkaveling ingetekend.
De begraafplaats begon in 1714 als een klein terreintje dat kon worden gekocht omdat het te drassing was voor productief gebruik. Daarna kocht de joodse gemeente regelmatig nieuwe percelen aan, die werden verpacht tot ze nodig waren voor uitbreiding van de begraafplaats. In de eerste eeuw van zijn bestaan groeide de begraafplaats uit tot een ruwweg driehoekig stuk van 6,5 ha. Vervolgens werd ten zuiden daarvan een tweede, min of meer rechthoekig veld van 2 ha. in gebruik genomen. Wanneer men daarmee precies begon is onbekend, en datzelfde geldt voor de eventuele fasering van die ontwikkeling. Van de ontwikkeling van het derde, meest zuidelijke, veld van 5,5 ha. weten we meer. Het eerste stuk daarvan werd in 1850 in gebruik genomen, en vervolgens werd dat stapsgewijs uitgebreid, tot het in 1914 met uitbreidingsmogelijkheden gedaan was. Wie tot die tijd in Zeeburg begraven zou worden, ging voortaan naar de nieuwe joodse begraafplaats in Diemen.
Terzijde: ik geef hier zes stappen weer; in werkelijkheid waren dat er meer: het zuidelijke veld alleen al is in minstens zes fasen ontwikkeld (1850; ±1865; ±1875; 1882; 1885; 1896). In elke fase ging het om een volwasenen- en een kinderveld.
Het laatste plaatje hierboven heeft een wat anachronistische ‘achtergrond’: de Indische buurt was vol in ontwikkeling en in 1914 begon men met de onteigening van grond voor de aanleg van het Flevopark – precies de redenen waarom verdere uitbreiding van de begraafplaats onmogelijk was. In het eerste plaatje hieronder zijn die veranderingen zichtbaar. De daar geschetste situatie bleef zo tot de jaren 1950.
In 1956 onderging de begraafplaats een stevige ingreep. De geplande Zuiderzeeweg, die Amsterdam via bruggen over het Merwedekanaal en het IJ moest verbinden met Nederland benoorden het Noordzeekanaal, liep over de begraafplaats. De joodse gemeente stemde in met de verhuizing van een deel van de graven – zo’n 30% – naar Diemen. Het grote noordelijke veld verdween vrijwel geheel, van het middenveld werd een flinke punt afgehaald, en ook het zuidelijke veld moest een hoekje afstaan; alleen van dat stuk weten we vrij precies wier graven verplaatst zijn (zie ‘Naar Diemen verplaatste graven 1912-1914’).
Op het tweede kaartje hierboven is te zien wat deze ingreep voor de begraafplaats betekenden. De tekening hieronder is ontleend aan de plannen van de Dienst der Publieke Werken van de gemeente Amsterdam (bron: Stadsarchief Amsterdam). De te ontruimen stukken zijn gearceerd en op de achtergrond zijn de nieuw aan te leggen wegen zichtbaar.