Het eerste wat bezoekers zien als ze vanaf de Valentijnkade de begraafplaats oplopen is een honderdtal gerestaureerde zerken, waarvan maar weinigen de tekst kunnen lezen. Ik kon dat aanvankelijk evenmin, maar toen ik als vrijwilliger begon, en bezoekers te woord stond, wilde ik ze wel graag kunnen vertellen wie daar lagen, en wat er op die zerken stond. Dus besloot ik dat uit te zoeken. Het resultaat was een digitaal A4-tje per zerk met een foto, en de uitgeschreven en zo volledig mogelijk ‘vertaalde’ tekst. Met hulp van anderen heb ik die beschrijvingen in de loop van de tijd kunnen aanvullen en verbeteren. Met name het commentaar van Channa Kistemaker was daarbij van onschatbare waarde.
Teksten kun je vertalen, namen niet. Je kunt hoogstens proberen ze te transcriberen: weer te geven in een ander schrift. Een transcriptie die probeert recht te doen aan de oorspronkelijke spelling leidt al gauw tot iets dat alleen leesbaar is voor wie zich de grondslagen van die transcriptie grondig heeft eigengemaakt. Een transcriptie die recht wil doen aan de oorspronkelijke uitspraak wordt lastig als je die uitspraak niet kent. En van de namen op deze Zeeburgste zerken weten we vaak niet hoe ze geklonken hebben.
Tegen deze achtergrond heb ik gestreefd naar een volstrekt niet wetenschappelijke weergave van Hebreeuwse en Jiddisje (voor)namen die makkelijk leest en in de buurt komt van hoe zo’n naam in elk geval ooit wel ergens geklonken heeft. Ik liet mij daarbij inspireren door Alexander Beiders Handbook of Askenazic Given Namens and Their Variants (Avotaynu Inc., Bergenfield, New Jersey, 2009), waarbij ik zijn op op een Engels publiek gerichte weergave van klanken zo veel mogelijk heb vervangen door een Nederlandse ‘spelling’ (met dien verstande dat de ‘g’ klinkt zoals die in het Duitse – en Engelse! – ‘gut’, en de ‘ch’ – ook in de combinatie ‘sch’ – als die in het Nederlandse ‘schat’).
Grushaber-van Workum, Marianne
Kornalijnslijper-Goudsmit, Saartje
Troostwijk-Troostwijk, Hendrina
versie van 14 oktober 2020